De basis moet goed zijn
Destijds was er nog geen net-aansluiting voor elektriciteit. De stroom kwam van een windmolentje op het dak zoals te zien is op de foto en de tekening van Van der Vloot uit 1942. Er was blijkbaar mee te leven, ook al sloeg de molen wel eens op hol en was de accu wel eens leeg, zoals toen direct na mijn geboorte het licht uitviel. Er waren altijd enkele olielampen beschikbaar. Eén daarvan staat nu bij mij thuis. Ook waterleiding ontbrak nog in het buitengebied van Texel. Water werd opgepompt uit de regenput en/of de welput.
De CV, op een kolenketel in de bijkeuken/schuur, werd aangelegd omdat de architect een foutje had gemaakt: de geplande schoorsteen zou op de verdieping voor een raam langs gegaan zijn. Het niet geïsoleerde huis was met de centrale verwarming moeilijk warm te stoken. Een aanpassing aan de radiatoren in de voorkamer kon dat niet verbeteren. De capaciteit werd slechts verdeeld over meer buitenmuren. Later werd midden in het huis alsnog een schoorsteen gemetseld. Daarop werden beneden twee kachels aangesloten, één in de achterkamer waar we leefden, en één in de grotere voorkamer waarin alleen de visite werd ontvangen. Op de 1e verdieping kwam de schoorsteen uit op de overloop. Het ontwerp liet geen andere mogelijkheid open. In de achterkamer werd op de kachel gekookt en hing de was te drogen. Al vroeg stond in de keuken een elektrisch fornuis. In de oven bakte mijn moeder zelf het brood. Evengoed kwamen elke week twee bakkers en twee kruideniers aan de deur.
Na 30 jaar wilden mijn ouders naar Den Burg en verkochten zij ‘Sunrise’. Het merendeel van de kinderen was toen al de deur uit. Niemand van ons was helaas in staat het huis te kopen. De verhuizing was op 7 september 1971. Ruim 30 jaar later, in maart 2002, maakte ik een foto.
Van mijn jeugd herinner ik mij de ruimte, de grote tuin, de bosjes en het bos in de nabijheid. Hutten bouwen van takken. Den-appels verzamelen voor de kachel en paddenstoelen zoeken. De buren en boeren in de omgeving, met elk jaar de dorsmachine op het land naast ons huis. Indrukwekkende technische en logistieke belevenis met bergen van strobalen. Het spannende van logerende familie van de overkant. Het ‘Westerslag’ bij paal 15. Het meisje uit Haarlem, dat elke zomer vakantie vierde bij onze buren…
Omdat ik van na 1 oktober was, mocht ik pas het jaar erna naar school. Van mijn broer en zus leerde ik al lezen en rekenen. Daarom ging ik na de kerstvakantie naar de tweede klas. Maar spelen vond ik leuker dan leren. Na vijf jaar ging ik van school met matige resultaten.
Het was maart 1962 toen ik weer thuis kwam op Texel. Werken had opeens een verplichtend karakter. Voor nog geen veertig gulden timmerde ik 45 uur per week bij een klein bouwbedrijf. Maar in de avonduren speelde ik toneel als lid van toneelvereniging St. Jan in Den Burg. Er was een leuke en actieve jongerengroep en dat kwam goed uit, want na een aantal jaren internaat moest er heel wat ingehaald worden.
In de strenge winter van 1962-63 moest ik in dienst. Omdat Texel op 6 februari 63 ingevroren was bereikte ik de infanteriekazerne in Vught pas laat in de avond. Na een harde oefenperiode op het besneeuwde ijs van de ‘IJzeren Man’ en in de Drunense duinen, naar Schalkhaar en het regenachtige La Courtine in Frankrijk. Omdat ik goed kon schieten kwam ik in het schietteam van het 13e GBFPI terecht dat eind 1963 de Prins Bernhard Trophee won. Ik werd scherpschutter in het Nationale Team dat in augustus 1964 de NAVO-schietwedstrijd (Prix Leclerc) won! Maar zonder mij. Hard lopen in de hitte en het mulle zand van de Franse schietbaan was niets voor mij. Bovendien had ik me op het verkeerde moment door de verkeerde mensen mee laten slepen naar een elf-kroegentocht met evenzoveel soorten bier. Daardoor miste ik – de beste geweerschutter – de winst van de wedstrijd: een heuse gouden plak…
Terug uit dienst, weer op Texel, schoot ik op een fancy-fair nog een fiets bij elkaar. Overdag timmerman in de bouw. Maar buiten werken vond ik maar niks en als een gebouw klaar was moesten we er uit en konden we ergens anders weer opnieuw beginnen in de prut. Dat was niet mijn roeping. Toneel des te meer en daar gaf ik mij aan over. Daarnaast bood Texel vooral in de zomer voldoende gelegenheid tot uitgaan. Dat had ik nodig. Maar het was niet voldoende. Het onbehagen groeide. Was dit mijn toekomst?
Terwijl mijn vrienden Adri Verberne en Kees Witte uit eenzelfde onvrede door Europa trokken – en met het einde van de Praagse Lente geconfronteerd werden – werd ik gevraagd voor een rol bij het Nederlands Jeugdteater 1968. Die zomer speelden we de sterren van de hemel, onder andere op Texel!
Eind 1968 was mijn laatste keer Ouwe Sunderklaas. Op de foto een prachtig moment waarop ik samen met Dean K. in uitgelaten stemming de entree van Hotel Texel verlaat. De foto geeft zonder nadere uitleg een goed sfeerbeeld van die gedenkwaardige decemberdag in 1968. Ouwe Sunderklaas was tegelijk het afscheidsfeest van Texel. Het besluit was enkele maanden daarvoor al genomen door bij aannemer ‘De Porto & De Jong’ mijn vertrek aan te kondigen.
Op mijn Amsterdamse zolderkamer zag ik Kees en Adri weer terug. Na een wat rommelige jeugd gingen we na 25 jaar alle drie toch nog studeren. Adri ging naar de theaterschool, Kees ging via de sociale academie naar de VU psychologie studeren en ik ging toch maar verder in waar ik iets van af wist: bouwkunde. We ontwikkelden ons elk in onze eigen richting. Uiteindelijk ontstonden zelfs vaste relaties en kregen we alle drie twee zonen. Van vrouwen hadden we blijkbaar nog steeds geen sjoege. Maar het kwam toch nog goed met ons. Het contact is met wisselende regelmaat toch al die jaren in stand gebleven.
Zo eens per jaar, aan het begin van de zomer, spreken we af op een plek waar we ons thuis voelen om op onze manier wat zaken te evalueren. Juni 2007 zaten we net als vorig jaar in een rustig hoekje van cafe ‘Kobalt’. Het was deze zomer ongemerkt 40 jaar nadat we (op 22 juli 1967) met onze toneelgroep ‘Facade’ de ‘Burgemeester De Koning-Hal’ huurden en daar ‘Torbant, het verloop van zijn ondergang’ op de planken zette (zie pagina ‘Toneel’).
Na al die jaren voel ik nog steeds een band met Texel. Mijn jeugd was sober maar gelukkig en we hadden er alle ruimte. De kwaliteiten van Texel ontdekte ik pas toen ik al een poosje in Amsterdam woonde. Gelukkig kon ik nog altijd bij mijn ouders terecht. Maar in 1971 verkochten zij Sunrise en gingen in het nabijgelegen Den Burg wonen. Het aantal bekenden in de kroeg was al snel afgenomen. Mijn moeder overleed plotseling en veel te vroeg (1978) en toen mijn vader in een bejaardenwoning trok was het afgelopen met het thuisgevoel. Begin 1988 overleed ook hij. Op Texel begon ik mij steeds meer toerist te voelen. Daar geef ik me nu maar aan over en geniet er van mijn vrijheid. En van de herkenning, ook al kom ik nog steeds op plekken waar ik nog nooit geweest ben. Vooral in het voorjaar is Texel fantastisch! Helemaal weg en toch zo dichtbij!
24 april 2010: Reunie 100 jaar Jozefschool Het werd een indrukwekkende happening waarvoor veel oud-leerlingen naar Texel gekomen waren. Erg leuk om te ontdekken dat we in 1955 een interessante 6e klas hadden. Velen hadden elkaar al tientallen jaren niet meer gezien, maar enkelen waren ook op het eiland tot bloei gekomen.
Wordt wellicht vervolgd
(laatste update 25 mrt 2024)